Bouw van een weekdier
Een weekdier bestaat uit verschillende onderdelen. Enkele belangrijke:
- de mantel
De mantel is te vergelijken met een huid. De mantel zit dus aan de buitenkant van het weekdier. Met behulp van de mantel kan een weekdier kalk uit het zeewater opnemen om daar een schelp van te maken. Maar hoe hij daar die mooie kleuren op maakt……???
- de voet
Veel weekdieren hebben een voet. Bij naaktslakken op het land is die goed te zien: daarmee kruipt hij over zijn zelf aangelegde slijmspoor! Maar ook tweekleppigen hebben vaak een voet. Ze gebruiken die om zich in te graven wanneer ze uit het zand zijn gewoeld door bijvoorbeeld de golven. Wie de voet van een weekdier eens wil zien, moet een kokkel of nonnetje uit de wadbodem halen en op het wad leggen. Na enige minuten gaat de schelp een beetje open en steekt het dier de voet in het zand. Na wat heen en weer draaien trekt het dier zich aan de voet stukje bij beetje naar beneden. Tot er niets meer van hem is te zien!
- de rasptong (radula)
Slakken hebben haast allemaal een rasptong. Het is een dunne band met daarop kleine, scherpe tandjes. Veel soorten gebruiken die rasptong om algen van een harde ondergrond te schrapen. Er zijn echter ook soorten, zoals de Tepelhorens, die met hun rasptong een keurig rond gaatje in een schelp boren om daarna het dier op te eten!
- de sipho
Veel weekdieren hebben een sipho. Daardoor stroomt water in en uit het lichaam. Het dier haalt er zuurstof uit en geeft afvalstoffen af. Tweekleppigen hebben meestal twee buizen: door de ene stroomt vers zeewater naar binnen, waaruit het dier voedsel en zuurstof haalt. Door de andere buis stroomt het gebruikte water, met afvalstoffen, weer naar buiten.
Illustraties uit: Bob Entrop, Schelpen vinden en herkennen, Thieme 1965
In Jules Verne's (1828-1905) beroemde boek 20.000 Mijlen Onder Zee komen enkele wel heel bijzondere weekdieren voor!